Riegman & Klaverdijk is als onafhankelijk accountantskantoor actief in alle segmenten van het midden- en kleinbedrijf. Kennis, ervaring en een diepgewortelde interesse in onder meer de binnenvaart, zijn de pijlers onder Riegman & Klaverdijk. Een dynamisch bedrijf dat haar huidige vooraanstaande positie in de branche vooral dankt aan de actieve en persoonlijke benadering van cliënten. Tot de cliënten behoren ondernemingen die actief zijn in de binnenvaart, kustvaart, detailhandel, bouw, IT, etc.
Bezittingen en schulden en opbrengsten en uitgaven van een afgezonderd particulier vermogen (APV) worden voor de inkomstenbelasting toegerekend aan de persoon, die dat vermogen heeft afgezonderd. Na het overlijden van deze persoon wordt het APV toegerekend aan zijn erfgenamen. Deze toerekening is van toepassing op ieder afgezonderd vermogen waarmee meer dan bijkomstig een particulier belang wordt beoogd, tenzij de afzondering van vermogen heeft plaatsgevonden tegen uitreiking van aandelen of daarmee vergelijkbare rechten. Het APV wordt toegerekend aan de begunstigden als niet kan worden vastgesteld wie het vermogen heeft afgezonderd.
De toerekening van de bezittingen en schulden van een APV geldt ook voor de erfbelasting. De toerekening aan de erfgenamen na het overlijden van een erflater geldt als een erfrechtelijke verkrijging.
In een procedure voor de rechtbank was in geschil of een aanslag erfbelasting juist was. Het twistpunt was of de bezittingen en schulden van een stichting terecht aan het vermogen van de erflaatster en dus aan de nalatenschap zijn toegerekend. De rechtbank stelde vast dat de stichting al langere tijd niet meer fungeerde als een sociaal belang behartigende instelling. Het bestuur van de stichting bestond hoofdzakelijk uit familieleden van de erflaatster. De familie had zo de zeggenschap over de bezittingen van de stichting. De stichting was eigenaar van vier panden, die tegen niet-marktconforme huurprijzen werden verhuurd aan familieleden van de erflaatster. Zij stond in privé borg voor de hypotheken van de stichting. Feitelijk was tot het overlijden sprake van vermogen van de erflaatster. De rechtbank was van oordeel dat het vermogen van de stichting aan de erflaatster moest worden toegerekend. Dat betekende dat de aanslag erfbelasting correct was vastgesteld.