Riegman & Klaverdijk is als onafhankelijk accountantskantoor actief in alle segmenten van het midden- en kleinbedrijf. Kennis, ervaring en een diepgewortelde interesse in onder meer de binnenvaart, zijn de pijlers onder Riegman & Klaverdijk. Een dynamisch bedrijf dat haar huidige vooraanstaande positie in de branche vooral dankt aan de actieve en persoonlijke benadering van cliënten. Tot de cliënten behoren ondernemingen die actief zijn in de binnenvaart, kustvaart, detailhandel, bouw, IT, etc.
Voor uit het buitenland afkomstige werknemers met bijzondere expertise kan op verzoek de 30%-regeling in de loonbelasting worden toegepast. Bij toepassing van deze regeling wordt 30% van de totale bruto beloning aangemerkt als een onbelaste vergoeding voor de extra kosten van huisvesting buiten het land van herkomst. De vraag in een procedure was of de 30%-regeling ook mocht worden toegepast op aan een werknemer toegekende aandelenoptierechten. De opties werden uitgeoefend nadat de werknemer uit Nederland was vertrokken.
De werknemer werd door een buitenlandse moedermaatschappij uitgezonden naar een Nederlandse dochtervennootschap. De opties waren door de moedermaatschappij voorwaardelijk verstrekt. Ieder jaar werd 25% percent van de toegekende opties onvoorwaardelijk. De eerste tranche werd onvoorwaardelijk in het jaar na toekenning. Gedurende de werkzame periode in Nederland werden enkele tranches van de opties onvoorwaardelijk. De opties werden uitgeoefend na vertrek uit Nederland.
Volgens de rechtbank was het bij uitoefening van de optierechten genoten voordeel aan te merken als opbrengst van arbeid in een in eerdere jaren in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking. De 30%-regeling was op dat voordeel niet meer van toepassing omdat deze regeling was geƫindigd op de laatste dag van het loontijdvak na het einde van de periode waarin de werknemer in Nederland heeft gewerkt.
De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. Volgens de Hoge Raad is het niet van belang of wellicht een eerder genietingsmoment dan het moment van uitoefening van een aandelenoptierecht kan worden vastgesteld. De waarde van een optierecht wordt niet tot het loon gerekend. In plaats daarvan wordt de bij uitoefening van het optierecht genoten opbrengst als loon belast. De rechtbank heeft het heffingsmoment correct vastgesteld. De 30%-regeling is niet van toepassing. De opvatting van de werkmaatschappij dat deze regeling wel op het optievoordeel moet worden toegepast omdat de tewerkstelling van de werknemer bij het concern doorliep na afloop van de uitzendperiode naar Nederland, is niet juist. Bepalend voor de toepassing van de 30%-regeling is de tewerkstelling in Nederland.