Riegman & Klaverdijk is als onafhankelijk accountantskantoor actief in alle segmenten van het midden- en kleinbedrijf. Kennis, ervaring en een diepgewortelde interesse in onder meer de binnenvaart, zijn de pijlers onder Riegman & Klaverdijk. Een dynamisch bedrijf dat haar huidige vooraanstaande positie in de branche vooral dankt aan de actieve en persoonlijke benadering van cliënten. Tot de cliënten behoren ondernemingen die actief zijn in de binnenvaart, kustvaart, detailhandel, bouw, IT, etc.
Wie in dienstbetrekking werkt, is in beginsel verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Er geldt een uitzondering voor de dga. Bepalend voor de toepassing van de uitzondering is het ontbreken van de gezagsverhouding in de arbeidsrelatie tussen de dga en de bv waarvoor hij werkt.
Hof Arnhem-Leeuwarden is van oordeel dat niet aan de voorwaarden voor de uitzondering op de verzekeringsplicht is voldaan in de volgende situatie. Een holding-bv heeft certificaten van aandelen uitgegeven. Alle certificaten worden gehouden door de leden van een gezin. Moeder heeft 50% en ieder van haar drie kinderen heeft 16 2/3% van de certificaten. Het bestuur van de holding bestaat uit drie leden, namelijk moeder, een van de kinderen en een derde persoon. Alle leden hebben één stem in het bestuur. De holding houdt alle aandelen in een tussenholding, die de bestuurder is van de werkmaatschappij. Moeder is de enige bestuurder van de tussenholding en feitelijk werkzaam voor de dochtermaatschappij.
Volgens het hof voldoet de arbeidsverhouding tussen moeder en de dochtermaatschappij aan de criteria voor een dienstbetrekking. Een van deze criteria is de aanwezigheid van een gezagsverhouding. Bij de beoordeling of tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon een gezagsverhouding bestaat, is niet van belang wie deel uitmaken van het orgaan van de rechtspersoon dat instructies aan die natuurlijke persoon kan geven. Het bestaan van een gezagsverhouding moet niet materieel, maar formeel worden getoetst.
Het hof vond aannemelijk dat moeder de aanwijzingen van het bestuur van de dochtermaatschappij moest opvolgen. Dat zij als lid van het bestuur van de holding, als bestuurder van de tussenholding en als moeder van het gezin invloed kon uitoefenen op de aanwijzingen die aan haar konden worden gegeven vindt het hof niet van belang. Het hof is van oordeel dat sprake is van een gezagsverhouding. De overige criteria voor het bestaan van een dienstbetrekking, namelijk de verplichting om de werkzaamheden persoonlijk te verrichten en de daar tegenoverstaande betaling van loon, waren niet in geschil. Daarom heeft het hof de arbeidsrelatie aangemerkt als een dienstbetrekking, met verplichte verzekering tot gevolg.